go-with-golazo-neg

‘De klim van je leven’: “Er is maar één opdracht. Blijven ademen, blijven trappen”

Journaliste Annick De Wit beklimt de Sella Ronda. De Klim Van Je Leven.
Journaliste Annick De Wit beklimt de Sella Ronda. De Klim Van Je Leven.

En op een dag sta je klaar om, geheel vrijwillig, duizend doden te sterven. Op twee wielen dan nog. De grote klim breekt eindelijk aan. “Als je nu eens gewoon doorfietste, Annick, zonder een voet aan de grond te zetten?” Coach Ruben stelt beleefde vragen. Wie kan dat weigeren?

Op 10 september trok HLN-journaliste en absolute fietsleek Annick De Wit, samen met zes nieuwbakken fietsvrienden, haar koersfiets richting de even schitterende als ongenaakbare Dolomieten voor de 10de Climbing for Life, groot fietsevent voor en met mensen met muco, astma, COPD en na langdurige covid zoals zijzelf. 

Er is geen weg terug. Het decor is gemaakt van postkaarten. Maar lieflijk vals, met donkere wolken rond de toppen waar we heen moeten. Gisteren op de cols veranderden ervaren natgeregende klimmers tijdens proefritten in zwalpende yeti’s door de kou. Vandaag wijzigt het weerbericht elk uur van zonnig naar stortbuien en terug. Er is één opdracht: blijven ademen, blijven trappen. Het geldt voor heel ons groepje. Voor Nico en Robby, onze muco’s, die klaarstaan als renpaarden in een startersbox. Voor Sofie, de spoedverpleegster met langdurige covid, ook haar leerde u hier de voorbije weken kennen. Sofie wrijft nu al in haar ogen. “Het is door de wind”, zegt ze. Had gekund. Ook voor Marianka, onze paardentrainster uit Nieuwerkerken, fysiek altijd heel sterk geweest en ze is maar 25. “Mensen geloofden me niet, als ik sprak over mijn uitputting, nog maanden na mijn coronabesmetting.” Maar hier is ze. Ook op de fiets, aan de start in Corvara, onder de boog die even hard staat opgepompt als mijn maag. Tweeduizend fietsers gaan hier zo meteen de Sella Ronda aanvatten met Climbing For Life. Voor de fijnproevers: 52 km, 1.544 hoogtemeters, vier cols van 6 tot 9 kilometer van 7 tot 8% hellingsgraad en uitschieters tot 14%. Wij ambassadeurs staan vooraan. Met zenuwen. Door de loeiharde muziek die tegen de bergflanken knalt. Had ook gekund. Onze Fernanda (50) uit Lovendegem checkt opnieuw de batterij van haar elektrische fiets; zij rijdt met ondersteuning. Ze lijdt aan COPD, ofwel ‘rokerslong’ – al heeft zij nooit gerookt, zij heeft de zeldzame genetische variant en fietst mee om te ijveren voor de terugbetaling van de therapie. Fernanda lacht normaal altijd, maar nu even niet. Want daar is: het startschot.

Twee keer neen

Of ik wat sportief ben en van fietsen hou, vroeg het meisje aan de telefoon, afgelopen december. Twee keer neen. En toch zei ik uiteindelijk ja, al wist ik niet waartegen. Ik had nog nooit op een koersfiets gezeten. Wist niet wat een hellingsgraad was, een dérailleur of VO2 max. Chinees. Maar mijn vriendin – de gewiekste – zei: “Hóelang is het geleden dat jij nog eens iets nieuws hebt geprobeerd in je leven?” En vooral: voor meer begrip voor iedereen die door long covid nog altijd geen voet kan verzetten, wilde ik het zelfs met een tv-camera op mijn verhitte hoofd doen. Blind varen op de instructies van de coach.

De boodschap is níet: beklim als een gek een Italiaanse bergketen en je long covid zal snel over zijn. De prof die ons vooraf screende zei: ‘Zie dit als revalida­tie’

Annick De Wit , Journaliste en fietsster

Ikzelf was besmet geraakt in oktober 2020. En was een klein jaar werkonbekwaam met een hartvliesontsteking (linke boel), extreme vermoeidheid (geen honderd meter kunnen schuifelen), kortademigheid (geen trap kunnen lopen), cognitieve problemen (geen krant kunnen lezen, niet weten wie die hete kop koffie daar heeft gezet terwijl je alleen thuis bent: jij dus, blijkbaar) gewrichtspijnen, spierpijnen, haaruitval, huiduitslag, grote gewichtstoename, pijnlijke tintelingen in handen en voeten, evenwichtsstoornissen, en ga zo maar door – wie long covid heeft, herkent het hele feest en/of kan nog vanalles opsommen. De grootste ellende had ik gehad. Anders was ik nooit op een fiets kunnen stappen. De boodschap is NIET: ga als een gek een Italiaanse bergketen beklimmen als remedie tegen long covid. Ook NIET: kom uit je luie zetel en je long covid zal snel over zijn. Integendeel: wie geen energie heeft en zich forceert, is zwaar contraproductief bezig. Maar ik was op een punt dat de professor in Leuven die ons vooraf screende zei: ‘Zie dit als een deel van je revalidatie.’

(Foto – Felix Rabou)

Astronautenstoel

Dus ik startte, afgelopen december. Eerst op mijn gewone fitnessbike. Leende later de koersfiets van mijn lieve vriendin, kreeg er nadien één cadeau van mijn lieve man. Ik was blij en fier dat ik een uur kon fietsen. “En ik heb wel zeventien kilometer afgelegd.” Langs de jaagpaden in mijn regio, de vlakste van het land. Ik trainde met onderbrekingen. Door evenwichtsverlies waarvoor de neurologen die me ondersteboven draaiden (letterlijk) met hun astronautenstoeltest maar geen verklaring vonden. Weer long covid? Mogelijk. Het heeft nog veel medische geheimen. Ik reed pas eind mei mijn eerste hoogtemeters. Maar trainde op de duur toch tien, vijftien uur per week. Wekker op half zeven en gaan, voor de dagtaak uit. Netjes volgens de schema’s van coach Ruben Crop van Energy Lab. Ongelooflijk, dat een lichaam in een paar maanden van nul conditie toch weer in een soort vorm kan geraken. Een weekje klimmen in de Elzas met mijn man. Check. Nog niks vergeleken met de Sella, maar toch. Een Ardense stage met de fietsmaatjes. Het begint precies wat te lukken. Dan eventjes vakantie en terugkomen met… corona. Opnieuw. Op amper zeven weken voor de grote klim. Paniek! Ik zie mijn spieren weer smelten tijdens het uitzieken. En als ik na drie weken eindelijk mag hernemen, extra voorzichtig gezien mijn voorgeschiedenis, zegt het hoofd trappen, en de benen zeggen: niks. Nul energie. Ik moet afstappen en stamp te voet de Ballon d’Alsace op, op de toch al geplande volgende fietsvakantie. Het virus vs Annick: 2-0. Bij een volgende rit, amper valsplat, moet mijn man de auto gaan halen terwijl ik in de berm sta te janken van uitputting, colère en ontgoocheling: ik verlies hier en nu de Sella Ronda! En toch. Ik rijd eind augustus les Géants des Ardennes mee, onze generale repetitie voor Italië. Een klepper. Het keert. Misschien toch? Zou het kunnen dat? Als het meezit, dan?

Ik zie niks meer van het gruwelijk mooie landschap – nochtans geheel terecht UNES­CO-wereldna­tuur­erf­goed. Italiaans asfalt, zie ik. Ik had hier marmer verwacht

Annick De Wit, Journaliste en fietsster

Klimmen, klimmen

En nu zijn we vertrokken, hier in de Dolomieten. Kilometer één, col één. De Passo Campolongo. Hartslag schiet meteen omhoog, ik hap naar adem als een vis. Schakel meteen naar mijn allerkleinste versnelling. Zo zal het niet gaan. Maar zo zal het tóch gaan, van kilometer 0 tot 52. Daar heb ik me op voorhand bij neergelegd. Afzien als een beest. Een ‘beestje’, that is, voor deze bescheiden sportieve borst. “Hoelang gaan we erover doen?”, had ik de avond voordien nog gevraagd. “Hoeveel repen en gellekes moet ik in de zakjes op de rug van mijn lycrashirt proppen?” “Toch 6 à 7 uur”, had coach Ruben gegokt. Slik. Oké. Mindset is alles. Ik heb er slecht van geslapen.

Happen dus, doet deze vis. “Het is de hoogte”, zegt coach Ruben. “De ijle lucht. Da’s normaal.” Na een halfuur gaat de hartslag zo hoog dat ik toch nog een trapje trager probeer. En kijk, het geroffel zakt naar nét iets draaglijker. Een verrassing aangenamer dan een quatre mains-massage door twee zacht zoemende blonde Eritreeërs. En daar pak ik het keerpunt. Verandert de vis in iets wat toch al vanop een afstandje lijkt op een berggeit. De mindset wordt: ik mag me vooral niet te veel pijn doen. Niet uit kleinzerigheid, maar om deze lange marathon vol te kunnen houden – wat dat is het voor mij. Ik kruip in mijn cocon. En ik blijf erin. Ik móet erin blijven.

(Foto – Felix Rabou)

“Besef je dat je goed bezig bent?”, vraagt coach Ruben. Het voordeel van de traagste klimmer van zijn drie pupillen te zijn, is dat hij als een bezemwagen op twee wielen naast me blijft fietsen. Ik weet het zo niet. Maar daar is al de top van col één. Ik zie Eva staan zwaaien. Niet te geloven. One down. High five.

“Gauw”, zegt coach Ruben, “jasje aan tegen de kou, drinken, reepje eten.” En afdalen, tien minuutjes – langer duurt het recupereren niet. Als je plat aan het rijden bent, ben je verkeerd gereden. We beginnen aan nummer twee. De Passo Pordoi. Negen kilometer, de langste col. Ik kruip terug in mijn cocon van daarnet. Cadans. Rustig. Blijven ademen, blijven trappen. Nog geen voet aan de grond gezet. “Het zou wat zijn als je dat volhoudt”, zegt Ruben naast me. Net toen ik dacht: ‘Ik kán altijd even stoppen, dat heb ik achter de hand.’ Maar nu niet meer, dus. We zijn al ruim over de helft van col twee, de supporters staan boven al klaar. Ik duw en stamp en verkramp. Ik arriveer. Een tweede keer.

Een paar minuten respijt, de tijd om me in een Dixi te wurmen, die plakt zoals alleen mannentoiletten dat kunnen, want vrouwen zijn er hier nauwelijks. Heel dat lycrapak uit; wie verzínt dat toch, fietsbroeken met bretellen waarvoor je je tot je bloot vel moet afstropen, in zo’n Dixi van een halve vierkante meter? “Snel weg”, zegt Ruben weer. Graag.

‘Nog 3,5 kilometer’, zegt coach Ruben. ‘Besef je dat, Annick?’ ‘C’est pas gagné, Ruben’, zeg ik, ‘c’est pas gagné’

Annick De Wit, Journaliste en fietsster

De Passo Sella is col drie. Korter dan de vorige, maar steiler. De lastigste. Ik zie niks meer van het gruwelijk mooie landschap rond mij – nochtans geheel terecht uitgeroepen tot UNESCO-wereldnatuurerfgoed. Italiaans asfalt, zie ik. Ik had hier marmer verwacht. Wat ik in de ooghoeken nog vaag ontwaar, zijn afgronden. Ruben stamelt, opnieuw: “Maar Annick. Jij verrast me.” Ik geloof hem. Want ik ben zelf nog veel harder verrast. Eén koe staat langs de weg. Met een bel om de nek. Ten bewijze: ik ben hier echt. Op een Zuid-Tiroolse berg. Op mijn fietsie. Wat dóe ik hier? Boven komen, derde keer.

In afdaling drie lopen de tranen plots over mijn wangen. Die zijn voor mijn papa. De atleet onder ons, maar toch is hij door kanker geveld. Hij zou nogal staan kijken, wie hier nu naar beneden zoeft. Zijn nooit zo sportieve dochter. Welaan, papa. Ruben begrijpt het. Maar daar gaan we voor de laatste col. De Passo Gardena. De gemakkelijkste, dus verraderlijkste. Want de euforie mag dan al lichtjes beginnen te duwen, de uitputting geeft nu pittig tegengas.

(Foto – Felix Rabou)

C’est pas gangé

“Nog 3,5 kilometer”, zegt Ruben. “Besef je dat, Annick?” “C’est pas gagné, Ruben”, zeg ik, “c’est pas gagné.” Ik duw, alle gedachten weg. Omhoog, moeten we. Nog steeds. “Annick”, dringt Ruben aan, “nog 350 méter.” C’est pas gagné, mon cher Ruben. Maar mijn naam galmt over de laatste flank. Ik kijk toch eens naar boven. Een wit huis, bosjes supporters. Rood-witte tenuetjes, dat moeten fietsmaatjes zijn. Ik duw. Nog honderd meter. Coach Ruben, mijn held, slaat zijn arm om mijn schouder, ik de mijne om die van hem. Als ik hier nu niet alsnog op mijn gezicht ga, zo sturend met één hand, dan gaat dit precies toch lukken.

Het beste van sport is achteraf, zei ik vooraf. Ja zeg. Wát een adrenaline. Mijn oudste zoon neemt razendsnel foto’s van mijn laatste meters, komt dan op me afgelopen. Felix, ik ben er geraakt. Tranen in de beste omhelzing die er bestaat. Grote beer, kleine mama. “Topmama”, zegt hij. Ik klok af op 4 uur en 12 minuten. De coach heeft zich voor één keer erg misrekend. De vier rood-witte tenuetjes die ik al zag staan zijn Sofie, Nico, Robby, Marianka. Wauw! Ik draai me om en daar komt ook Fernanda aangezwoegd. Topmadam! Ik ben zo blij. Zo dankbaar dat mijn lijf mij toch nog zo ver heeft willen brengen. Onze Christophe, die het fietsen moest staken – onontkoombare erfenis van zijn zeven weken coma na Covid-19 – maar nu gepromoveerd is als ploegleider, ontkurkt de champagne. We klinken, luidruchtig. Drie nipjes bubbels uit een bekertje en ik ben dronken. Door de hoogtemeters? Da’s zeker. In de laatste afdaling begint het te gieten.

Gezondheid

Twee dagen na thuiskomst loop ik leeg, in de armen van mijn jongste zoon. Timon schrikt. Moeders die huilen, het blijft schokkend. Maar het besef schiet plots los. Heftig, als je de tijdlijn even terugrolt: de apotheose op de berg, maar ook de vele trainingsuren van de wederopbouw, en dáárvoor: mijn mottige, ellendige coronajaar.

Ik huil van blijdschap en van verdriet. Want muco blijft muco. Kapotte longblaas­jes blijven kapot. Waar is mijn hartslagme­ter? Het geroffel van een brekend hart

Annick De Wit, Journaliste en fietsster

Ik huil ook van blijdschap om de nieuwe vriendschappen. En van verdriet om het besef dat sommigen van ons met de klim een akelige gezondheidstoestand misschien voorzichtig kunnen afronden, maar anderen dat nooit zullen kunnen. Muco blijft muco. Kapotte longblaasjes blijven kapot. Waar is mijn hartslagmeter? Het geroffel van een brekend hart.

Iemand had ons ook mogen waarschuwen dat dat zwarte gat écht is. De app met ons trainingsschema blijft leeg. De helft van ons groepje is plots verkouden of doodmoe. Het gemis als na een schoolreis in het zevende kwadraat. Maar we laten elkaar niet los. De verzamelde berggeitjes en de coaches kijken vanavond samen naar de laatste aflevering op tv. We bestellen pizza, Sofie maakt tiramisu, Marianka – wie anders – zorgt voor de limoncello. Een gokje: nog bij het aperitief gaat het over een nieuwe uitdaging. Suggestie: het mag ook íets vlakker zijn.

Op de Sella Ronda ligt één weekend nadat wij er reden 20 centimeter sneeuw.

Dit artikel verscheen op 29 september 2022 in Het Laatste Nieuws

Journaliste Annick De Wit beklimt de Sella Ronda. De Klim Van Je Leven. Sofie Vaneeckhoutte (45) uit Anzegem, Marianka Vandepoel (25) uit Nieuwerkerken en Coach Ruben Crop. (Foto – Felix Rabou)

Deel dit bericht

Lees ook